Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Daarna zult gij [30]een schatting voor den HEERE heffen, van de oorlogsmannen, die tot dezen krijg uitgetogen zijn, van vijfhonderd een [31]ziel, uit de mensen en uit de runderen, en uit de ezelen, en uit de [32]schapen. 30. Of, een toegelegd deel, hetwelk was als ene schatting, die den HEERE tot bewijs van dankbaarheid gegeven moest worden, en den priesters, die den HEERE in den tabernakel dienden, voor hun deel toebescheiden was. 31. Het woord ziel, ten aanzien van de mensen, betekent hier een mens of persoon, en ten aanzien van de beesten een beest of stuk. Van elk uit de vijf honderd moesten de krijgslieden den HEEREN een toeeigenen; gelijk de Israelieten, die in het heir niet getrokken waren, uit hun helft van vijftig een den Levieten moesten geven, dat is, tienmaal meer dan de krijgslieden den priesters gaven. 32. Het Hebreeuwse woord betekent niet alleen schapen, maar ook geiten, alzo in het volgende. Zie Gen.26:14, en Lev.1:2.